-
1 nachgeben
nachgebenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:seinen Launen nachgeben • aan zijn grillen toegeven, zijn grillen volgennicht nachgeben • volhouden, geen krimp gevenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 naserveren, bedienen 〈 bij het eten〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский